The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


GELEGENHEIDSTOESPRAAK GEHOUDEN DOOR SWAMI KRISHNANANDA
IN 1973 OP DATTAATREYA JAYANTI

Dattaatreya jayanti (geboortedag van de wijze Dattaa-treya) wordt gevierd met volle maan in de maand Maarga siersha (november-december). Dattaatreya wordt beschouwd als de zichtbare manifestatie van de Ultieme Werkelijkheid zelf in haar aspect van schepper, instandhouder en vernietiger of Brahmaa, Vishnoe en Shiva. De scheppende, instandhoudende en desintegrerende krachten die we in de natuur zien, worden verondersteld zich te manifesteren in de persoonlijkheid van Dattaatreya. De naam of het woord Dattaatreya is samengesteld uit Datta en Atreya. Datta betekent in het Sanskrit een gift. Atreya is een beleefdheidstitel, die is afgeleid van de naam van de grote wijze Atri. De zoon van Atri is Atreya. Ook een afstammeling van Atri is Atreya. Dattaatreya is het goddelijke kind dat door de goden Brahmaa, Vishnoe en Shiva werd gegeven aan de wijze Atri en die volgens de traditie werd geboren uit zijn befaamde gemalin, Anasoeya. Hij wordt daarom ook Anasoeyaananda genoemd, de lieveling van de grote koningin, die befaamd was om haar deugdzaamheid, Anasoeyaa Devie.

De naam Dattaatreya is spreekwoordelijk in India. In bepaalde delen van Goejaraat en in de Mahaaraashtra is de verering van Dattaatreya allerbelangrijkst. Volgelingen van die traditie geloven dat Dattaatreya zelfs nu nog aanwezig is in vlees en bloed. Hij is niet louter een heilige of wijze uit voorhistorische tijden. Toegewijden geloven oprecht dat hij fysiek nog in leven is en dat hij verblijft in de heilige plaatsen van het westelijke deel van India, zoals Gangaa-poer in de Mahaaraashtra. Er is een befaamde berg in Sauraashtra, de berg Girnar, die is opgedragen aan de aanbidding en de verering van Dattaatreya.

Dattaatreya is niet louter een goddelijke manifestatie zoals Bhagavaan Shrie Krishna en Shrie Raama. In tegenstelling tot hen wordt hij hooggeacht als een zichtbare persoonlijkheid, die lichamelijk beschikbaar is voor de darshan (audi'ntie) van degenen die de eerlijkheid van geloof en devotie voor zijn gewijde voeten bezitten. Er zijn wonderbare details in verband met de persoonlijkheid van Bhagavaan Dattaatreya, die je afgebeeld ziet op prenten.

Dattaatreya wordt voorgesteld met een zak op zijn schouder, leunend tegen een koe en met vier honden die hem overal volgen. Wat zijn deze honden? Waarom neemt hij ze overal mee naartoe? Wat betekenen de koe en de zak?

De traditie leert ons het volgende. Dattaatreya is wellicht de machtigste van alle wijzen, bijna aan God gelijk. Hij bezit al de krachten van God, namelijk schepping, instandhouding en vernietiging, aangezien hij een belichaming is van Brahmaa, Vishnoe en Shiva zelf. Maar hij leeft als een fakir. Het woord fakir betekent: bedelaar. Dattaatreya bezit niets behalve een zak of jhola en een stok, die soms wordt vereenzelvigd met de drietand. Hij gaat voor bhiksha of aalmoezen. De spirituele betekenis van deze bhiksha of het bedelen van aalmoezen is: "Geef me al uw zonden." Hij bedelt geen rijst of graan en dal (linzen). Hij vraagt ons onze zonden van voorbije levens en van dit leven. Dit is de bhiksha die hij wil. Hij vergaart de zonden van alle mensen. Hoeveel zonden hebben we begaan in onze vorige levens en tot nu toe in dit leven? Hij kan de zonden van alle mensen inslikken en verteren. Hij gaat van deur tot deur aalmoezen bedelend. We kunnen ons de kracht voorstellen van de man die de zonden van alle mensen vraagt. Het zijn niet onze deugden en ons goed gedrag die hij wil. Wij vragen altijd goede dingen, verdiensten, poenyam. Maar hij vraagt alleen onze zonden, paapam, en niet de verdiensten of poenyam. Hij wil slechts de slechte neigingen die in ons leven. Hij steekt ze in zijn jhola of zak, gaat ermee weg en verteert de hele inhoud. Deze wijzen zijn fantastisch en hun krachten zijn onvoorstelbaar.

Ik zal jullie een humoristisch verhaal vertellen dat de kracht van wijzen illustreert. Er was een tijd waarin de demonen een plaag en een verschrikking waren voor de mensen. Er waren twee demon broers. Het waren menseneters. Ze plachten mensen te doden, te koken en op te eten. Maar hoe konden ze elke dag mensen vangen? De broers bedachten een plan. Ze deden zich voor als nederige toegewijden van brahmanen en elke dag nodigden ze een brahmaan uit voor het middagmaal. De jongste broer was een volleerd magi'r. Hij liet toe dat hij in stukken werd gesneden en gekookt. Hij bezat de kracht om zich daarna weer levend te maken. De oudste broer kookte zijn jongere broer en gaf hem te eten aan de uitgenodigde brahmaan, die niet wist wat hij at. Na de maaltijd riep de oudste broer zijn jongere broer: "O Vaataapi, kom!" De maag van de brahmaan barstte open en hij werd de maaltijd van de broers voor die dag. Vele brahmanen kwamen zo aan hun einde. Maar op zekere dag was de brahmaan die ze uitnodigden de machtige wijze Agastya Rishi. De wijze nuttigde wat zij hem voorzetten. Toen de oudste broer riep: "O Vaataapi, kom!" wreef de wijze over zijn buik, prevelend: "Vaataapi jirno bhava. Laat Vaataapi worden verteerd." Tegen de oudste broer zei de wijze: "Meneer, uw broer werd verteerd, hij kan en zal niet meer te voorschijn komen." De oudste broer wilde vluchten, maar de wijze prevelde "Hoem!" (een mystieke klank) en de demon werd herleid tot as.


Dattaatreya was de grootste van al die wijzen. Zijn beschermende kracht was zo groot dat Moeder Aarde zelf hem om bescherming vroeg in de vorm van een koe. Ze zei:"O grote wijze, gij zijt de enige toevlucht." Ze staat dan ook in de vorm van een koe altijd onder zijn bescherming. De vier honden die we rond hem zien zijn de vier Vedas, de Rigveda, de Yajoerveda, de Saamaveda en de Atharvaveda. De Vedas kenden de verschrikkingen die de komst van de Kali Yoega met zich mee zou brengen. Ze wisten dat ze zouden worden veronachtzaamd en beledigd en dat de mensen hen zouden negeren. Ze namen dan ook de vorm aan van honden en wendden zich tot de grote wijze voor bescherming tegen vernietiging. Aan Moeder Aarde en de vier Vedas, die aldus een toevlucht in hem zochten, gaf Dattaatreya abha-yam (vrijheid van vrees). Wanneer we ons tot Dattaatreya richten voor bescherming kan niets op de drie werelden een haar op ons lichaam krenken. Dit is de spirituele betekenis van de afbeeldingen van Dattaatreya met een zak, een koe en vier honden.

In de beroemde Schrift van ons land, de Shriemad Bhaagavatam, wordt verteld dat Dattaatreya als bedelaar werd opgemerkt door Yadoe, de koning van het land, omdat hij er zo gelukkig uitzag. Hij straalde. Zijn vreugde was zo groot dat hij scheen te barsten van geluk. De koning wist niet dat het de wijze Dattaatreya was die hij zag. Hij nam hem voor een gewone bedelaar en vroeg zich af: "Deze man is zo gelukkig al heeft hij niets dan een zak en een stok. Ik ben de koning, maar ik heb zoveel zorgen. Wat is dit mysterie? Hoe kan het dat een koning zo ongelukkig kan zijn en dat een bedelaar zo gelukkig kan zijn?" Hij benaderde de bedelaar, boog diep voor hem en vroeg hem: "Heer, mag ik u vragen hoe het komt dat gij er zo gelukkig uitziet? Wat is de bron van uw geluk, al zijt ge een bedelaar? Wie zijt gij?" Dattaatreya zei niet wie hij was. Hij zei slechts: "Ik ben gelukkig om wat ik ben, niet om wat ik heb."

Hier is het geheim van het geluk. We zijn gelukkig in verhouding tot wat we zijn en niet in verhouding tot wat wij hebben. De koning had vele dingen, maar hij was vanbinnen een lege schelp, Dattaatreya daarentegen bezat niets dat hij het zijne kon noemen, want hij was zelf alles.

De lange conversatie tussen Dattaatreya en koning Yadoe is opgetekend in het elfde boek van de Shriemad Bhaagavatam. De grote meester Dattaatreya zei nederig: "Ik ben een leerling van de natuur." Hij zei niet dat hij een goeroe was. Heden ten dage zegt niemand nog dat hij een leerling is, iedereen zegt dat hij een Yogaleraar is. Je vindt nergens nog een Yogaleerling, want allen zijn Yogaleraar. Maar een grote meester als Dattaatreya zegt dat hij een leerling is van de krachten van de natuur.

Als hij een leerling was wie waren dan zijn goeroes? Dit is een wonderbaar hoofdstuk waarin de wijze beschrijft hoe hij een leerling was van alles. Hij zegt: "Ik ben een leerling van Moeder Aarde, ik ben een leerling van de oceaan. Ik ben een leerling van de maan die schittert aan de hemel. Ik ben een leerling van de honingbij, die de pollennectar uit verscheidene bloemen vergaart. Ik ben een leerling van de vis. Ik ben een leerling van de gier." De koning was verbaasd en zei: "Ge zijt een leerling van al deze dingen! Wat betekent dit? Welke lessen hebt ge van dit alles geleerd?" Dattaatreya geeft dan verbazingwekkende antwoorden aan de koning: "De Aarde is mijn goeroe, want van haar leerde ik oneindig, onbegrensd en onovertroffen geduld. Spuw op haar, doe uw gevoeg op haar, urineer op haar, toch klaagt ze niet, loop met uw schoenen aan over haar, schop tegen haar, hoe geduldig is ze! Hoeveel vuil gooien we niet in haar gezicht en toch klaagt ze niet. Hoe standvastig is ze. Ik heb geduld en standvastigheid geleerd van Moeder Aarde. Zij is mijn goeroe en ik ben haar leerling.

Luister nu naar wat ik heb geleerd van de oceaan. Hoeveel water er ook wordt aan toegevoegd of hoeveel water er wordt aan onttrokken toch vermeerdert of vermindert hij niet. De oceaan bewaart zijn waardigheid, standvastigheid en tevredenheid. Zo ook als mensen mij loven of bekritiseren, of ze nu voor of tegen mij zijn, het maakt voor mij geen verschil. Ook bewaar ik mijn zuiverheid van karakter, zoals het water dat een symbool is van zuiverheid.

Ook het vuur is mijn goeroe. Vuur verbrandt alles wat men erin gooit. Giet men er ghie (geklaarde boter) in, het brandt, giet men er melk in, ook dat brandt, werpt men er vuil in, ook dat verbrandt. En het wordt allemaal gezuiverd. Uitwerpselen worden gezuiverd door het vuur. Of iets zuiver of onzuiver is maakt geen verschil voor het vuur. Het zuivert alles. Zo wordt ook alles wat door de zintuigen in mij komt, verbrand in het vuur van de kennis.

Ik zal u nu zeggen wat ik geleerd heb van de wind. Ik ga waar ik wil, zoals de lucht. Vrijheid is mijn aard. De wind kan door niemand worden beheerst. Men kan tegen de wind niet zeggen dat hij hier of daar moet stoppen. Ook zuiverheid is een kenmerk van de wind. Hij zuivert alles. Pavana is een Sanskrit woord, dat betekent: dat wat zuivert. Pavana is ook een synoniem voor wind. Elke besmetting in de atmosfeer wordt door de wind weggeblazen. Stof, vuil en onzuiverheden worden door de wind verdreven. Zo verspreid ook ik, waar ik ook ga, zuiverheid, goedheid; mededogen en genade en ben ik zoals de wind vrij in mijn bewegingen. Ook ik hecht me niet aan een bijzondere plaats. Ik word niet gebonden door de atmosfeer rond mij.

Ik zal u nu zeggen wat ik leerde van de ruimte, die een van mijn goeroes is. Uitgestrekt is mijn koninkrijk zoals de ruimte. Alles is van mij en is ook niet van mij. Alles is in de ruimte gevat, maar de ruimte kan door niets worden gevat. Ik hang van niets af, zoals ook de ruimte van niets afhangt. Alles hangt van de ruimte af voor zijn bestaan.

Ik leerde een les van de honingbij. De bij gaat van plaats naar plaats en van bloem naar bloem. Ze vergaart de zoete pollen van de bloemen en vermengt ze tot een brij en maakt van al deze essenties honing. Zo ga ook ik van plaats naar plaats, ontmoet verschillende mensen en dingen, neem wat goed in hen is, vergaar de kennis die in hen is en versmelt dit alles tot de wijsheid van mijn leven.

Ik zag een vogel met een stuk vlees in zijn bek. Hij vloog hoog in de lucht, want hij werd achternagezeten door een gier. Waarom achtervolgde de gier de kleine vogel? Omdat deze iets eetbaars in zijn bek had. De vogel probeerde zich in veiligheid te brengen, maar dat lukte hem niet en uiteindelijk liet hij het stuk vlees vallen en was vrij. De vogel leerde mij de les dat bezit de oorzaak is van gebondenheid en lijden. Daarom bezit ik niets. Wie iets bezit wordt altijd achtervolgd door iemand. Ik heb niets bij mij en ben vrij.

Ik leerde een les van een meisje in een dorp. Luister naar wat ik van haar leerde. Haar familie was arm en had amper genoeg te eten voor één maaltijd per dag. Ze moest worden uitgehuwelijkt. De kandidaat schoonouders kwamen met hun zoon naar het huis van het meisje. Ze wilden zien hoe ze eruit zag en hoe ze was. Er worden geen huwelijken geregeld zonder eerst de achtergrond van de bruid te hebben onderzocht. De ouders waren aan het praten en de beleefdheid vereiste dat de gasten te eten kregen. Het meisje moest de rijst stampen. Ze waren te arm om een meid of knecht te hebben. Het arme meisje moest dus zelf de rijst stampen. Ze droeg een aantal armbanden aan elke arm, die lawaai maakten toen ze de rijst stampte. Plots dacht ze: "Wat zullen de gasten denken? Het lawaai van mijn armbanden verraadt dat ze gemaakt zijn van waardeloos metaal. Laat ik ze dus alle verwijderen behalve één aan elke arm." Van dat meisje leerde ik dat ik alleen moet blijven. Er is een gezegde: 'Ek niranjan, do ghad-bad, tien lath-path. Iemand alleen is gelukkig, waar er twee zijn is er ruzie en drie betekent een gevecht.' In de Naarada Parivrajaka Oepanishad wordt gezegd: 'Ekah saadhoe soeprayoektah, dvitiyam gramamoechyate, tritiyam nagaram smritam.' Dit betekent: één iemand is goed, twee personen vormen een dorp en drie een stad. Dat is de les die ik leerde van dat arm meisje en dus is ze mijn goeroe."

Dattaatreya somt een lijst op van vierentwintig goeroes en hij beschouwt zichzelf als een nederige leerling van de gehele schepping. Hij leert ons ook de les dat hoe groter iemands kennis is, hoe nederiger hij is. Hoe groter onze wijsheid, hoe kleiner we schijnen in de ogen van de mensen. Hoe dichter we bij God zijn, hoe minder we schijnen te zijn in de ogen van de mensen. Dattaatreya is een spirituele magneet en een wonderbare belichaming van goddelijke kracht, zelfs van de krachten van schepping, instandhouding en vernietiging. Deze driehoofdige God, Dattaa-treya, wordt beschouwd als een belichaming van Brahmaa, Vishnoe en Shiva. Hij wordt beschouwd als de goeroe van alle goeroes en hij wordt vooral vereerd op Brihaspativara of Goeroevara. Dit is de gewijde donderdag. Donderdag is de dag van de goeroe. Wij vereren Dattaatreya elke donderdag. Mogen we allen geschikte instrumenten worden voor het ontvangen van de genade van Dattaatreya door zijn voorbeeld te volgen.